Beheer van hoogbezette karpervijvers
In kleinere, afgesloten viswateren met
aalscholvervraat is het zeer lastig om een voor de sportvisser aantrekkelijke visstand te krijgen. Vissen kleiner dan 35 centimeter worden grotendeels weggevreten, waardoor de natuurlijke aanwas van vis stopt.
Als sportvisserij hier de belangrijkste gebruiksfunctie
is, lijkt een hoge bezetting aan kweekkarper
de meest succesvolle (en wellicht de
enige) manier om toch een voor de sportvisser
aantrekkelijke visstand te krijgen. Dit type
beheer vraagt om een actief beheer van het
viswater en de visstand met als resultaat een
hoog bestand aan enerzijds niet te kleine (> 35
cm) maar anderzijds niet te grote (< 60 cm)
karpers. Hiermee bied je je leden een hoog,
goed vangbaar visbestand, dat aantrekkelijk is
voor jeugd, recreatievissers én wedstrijdvissers.
Deze karpers zijn prima te bevissen
met zowel de vaste hengel (met zwaar
elastiek), de feeder- als met de penhengel.
Gevarieerd bestand
Omdat de meeste vissers een gevarieerde vangst waarderen, is het goed om enige variatie in het karperbestand aan te brengen. Dit kan door schubkarpers én spiegelkarpers uit te zetten, maar ook door vis van verschillende formaten aan te kopen.
Hoge bezetting
Bij het aanbrengen van een lage karperbezetting
zullen de hengelvangsten over het
algemeen tegenvallen. Daarnaast kunnen de
vissen profiteren van een relatief hoog aanbod
van (natuurlijk) voedsel, waardoor ze goed
groeien en al snel te groot worden om met een
vaste hengel te worden gevangen. Er moet dus
worden gestreefd naar een hoge bezetting. Hoe
hoog deze moet zijn is afhankelijk van de
draagkracht van het water, maar ook van de
wensen van de sportvissers. Over het
algemeen zal een visbezetting van 300 tot 600 kilo per hectare toereikend zijn om aan de
wensen van de sportvissers te voldoen. Mochten de vangsten aantoonbaar tegenvallen of de karper te snel groeien, dan kan de bezetting verder worden verhoogd. Er zijn visvijvers (vooral commerciële vijvers) waar een bezetting van 6000 tot 8000 kilo per hectare aanwezig is. Een dergelijk hoge bezetting vraagt echter een aangepast beheer, waarbij het noodzakelijk is om regelmatig bij te voeren en het water te beluchten, om het zuurstofgehalte op peil te houden en vissterfte te voorkomen.
Bijvoeren
Als er wordt gestreefd naar een bezetting die hoger is dan de natuurlijke draagkracht van het water, dan is het noodzakelijk om bij te voeren. Dit wordt bijvoorbeeld in België al vele jaren toegepast op visvijvers. Indien de vijver dagelijks door veel hengelaars wordt bevist die (veel) voer in het water brengen, dan is verder
bijvoeren meestal niet nodig. Indien er weinig
wordt gevoerd, dan kan de vis in de warmere
maanden van het jaar worden bijgevoerd.
Hiervoor kunnen in de handel voederpellets
(vijver- of karperpellets) worden gekocht, die
dagelijks worden gevoerd. Dergelijke pellets
worden o.a. verkocht door het Nederlandse
voederbedrijf Coppens international en het
Belgische bedrijf Lambers-Seghers.
Zonder bijvoeren zal de visbezetting op den
duur afnemen tot een bezetting die overeenkomt
met de maximale draagkracht van het
water. In vijvers met een voedselarme zand-,
grind- of leembodem zal deze bezetting
beduidend lager zijn dan in vijvers met een
voedselrijke kleibodem.
De hoeveelheid voer is afhankelijk van de
watertemperatuur. Hieronder is een leidraad
gegeven:
• voorseizoen: langzaam opbouwen (beginnen
bij 10-12 °C watertemperatuur) met
0,5 kg/ha/dag;
• zomerseizoen: 2,5 kg/ha/dag;
• naseizoen: langzaam afbouwen, stoppen bij
een watertemperatuur lager dan 12 °C.
Bij een vijver van 1 hectare gaat het totaal om
ongeveer 350 kg voer per jaar, bij grotere
vijvers is dit evenredig meer.
Actief beheer
Een hoog bezette karpervijver moet actief
worden beheerd. Omdat de maximale
draagkracht van het water meestal wordt
behaald of zelfs overschreden, kan een relatief
hoge ‘natuurlijke’ sterfte plaatsvinden. In
minder hoog bezette wateren is de natuurlijke
sterfte circa 5% per jaar, maar in hoog bezette
vijvers kan dat hoger zijn. Er moet dus
regelmatiger karper worden uitgezet, om de
visbezetting voldoende hoog te houden. Dit kan
jaarlijks gebeuren, maar ook eens in de twee of
drie jaar.
Vissen die dermate groot worden, dat ze met
witvismateriaal nauwelijks meer te vangen zijn,
moeten vanuit de visvijver worden overgezet
naar ander viswater. Dit kan bijvoorbeeld
gebeuren tijdens viswedstrijden, waar
exemplaren met een lengte groter dan bijv. 60
centimeter na de weging in teilen worden
verzameld en elders worden uitgezet.
Ook kan eens in de vier of vijf jaar een afvissing
met beroepsvangtuigen plaatsvinden, waarbij
de grootste exemplaren worden verwijderd.
Indien de vereniging voorafgaand aan de
wegvangst van de grotere exemplaren
tevreden was over de aanwezige visbezetting
(in kg/ha), dan kan het gewicht aan grote
karpers dat is verwijderd worden vervangen
door hetzelfde gewicht aan kleinere exemplaren.
Aanbevolen wordt om de vis aan te kopen bij
een viskweker, of een vishandelaar die zijn vis
bij een kweker koopt. Koop geen karpers die
afkomstig zijn uit ander viswater, omdat je op
die manier de wegvangst en handel in karper
afkomstig van open watersystemen stimuleert.