Karperbeheer = keuzes maken
De karper is voor de sportvisserij een van
de belangrijkste vissoorten in het
binnenwater. Drie- tot vierhonderdduizend
sportvissers vissen op karper en voor
tienduizenden is karpervissen ‘a way of
life’.
Het karpervissen zorgt voor een
economische omzet van 100 miljoen euro op jaarbasis en 800 mensjaren werkgelegenheid.
Kritische waterbeheerders
Voor een goed karperbestand is gericht beheer en soms uitzet van vis noodzakelijk. Veel waterbeheerders zijn in de huidige tijd van de Kaderrichtlijn Water echter terughoudend ten opzichte van de uitzet van karper. Men vraagt zich af of de vis wel inheems is, vreest verdringing van andere vissoorten, vertroebeling van het water en het verdwijnen van waterplanten. Er is dan ook regelmatig weerstand tegen de inspanningen van hengelsportverenigingen om een aantrekkelijk karperbestand te realiseren.
Vertroebeling?
De karper zoekt - net als zeelt en brasem - een
deel van zijn voedsel in de bodem. Afhankelijk
van het aantal vissen zorgt dit voor enige
omwoeling van de waterbodem en daarmee
beïnvloeding van de helderheid van het water
en de groei van waterplanten. Troebel water hoeft echter niet op de aanwezigheid van (veel)
karper te duiden. Ook de aanwezigheid van andere vissen, krabben, kreeften, scheepvaart, recreatievaart, windwerking en een hoog gehalte aan ijzer of looizuur (uit bijv. eikenblad) kan troebelheid veroorzaken.
Inheemse soort
De karper kan als een inheemse vis worden
gezien. De soort is in de Middeleeuwen via een
natuurlijk proces vanuit het Rijnstroomgebied
in Nederland terecht gekomen en komt dankzij
een groot aanpassingsvermogen in allerlei
watertypen voor. In sommige omstandigheden kan de karper een dominante positie in de
visgemeenschap innemen en in hoge
dichtheden heeft de soort impact op de
waterkwaliteit en de leefmogelijkheden van
andere vissoorten. Hoge dichtheden komen
onder natuurlijke omstandigheden in Nederland
echter vrijwel niet voor, mede omdat de
aanwas van jonge vis sterk wordt belemmerd
door roofvis. Alleen in enkele brakke wateren
(kreken) en polders met een hoog chloride
gehalte kan in natuurlijke situaties veel karper voorkomen, omdat de snoek als predator ontbreekt.
Uitzettingen
Omdat in Nederland de natuurlijke aanwas meestal (zeer) laag is, wordt de karper door verenigingen uitgezet als maatregel om voor de sportvisserij aantrekkelijke mogelijkheden te creëren. Deze uitzettingen moeten binnen een planmatig visstandbeheer plaatsvinden en niet in strijd zijn met het waterbeheer en de
functies van het water. Voor visvijvers kan de
vereniging zelf bepalen hoeveel karpers ze
uitzetten. Voorafgaand aan het uitzetten van
karper in andere wateren dienen de plannen te
worden kortgesloten met de verantwoordelijke
waterbeheerder.
Helder plantenrijk water
In heldere plantenrijke wateren heeft een
biomassa karper van minder dan 100 kg per
hectare niet of nauwelijks effect op het
doorzicht van het water en de groei van
waterplanten. Voorwaarde hierbij is dat het
bestand bestaat uit grotere exemplaren, met
een minimale leeftijd van vier jaar. (Een gelijke
bezetting met jongere vissen zou inhouden dat
er meer exemplaren aanwezig zijn, die een grotere mate van bodemwoeling veroorzaken). Houd bij een uitzetting van karper in helder plantenrijk water rekening met de groei van de uitgezette vissen. Voorkomen moet worden dat het karperbestand door de individuele groei van de vissen de maximale biomassa van 100 kg/ha binnen enkele jaren zal overschrijden.
Troebel water en visvijvers
In grote troebele kunstmatige wateren
(rivieren, kanalen, stedelijk gebied) kan zonder
probleem een hoge(re) karperbezetting aanwezig zijn. In de praktijk zal dit echter niet voorkomen en het aanbrengen van een hoge bezetting middels uitzettingen is gezien de kosten niet te realiseren. In visvijvers en speciale karpervijvers is een bestand van 300 tot 600 kg per hectare goed mogelijk (zie het infoblad ‘Beheer van hoogbezette karpervijvers’), en in sommige gevallen kan een nóg hogere bezetting worden aangebracht. Hengelvangsten De karper is een sterke vis en de overleving in de praktijk van ‘catch-and-release’ blijkt bij een goede behandeling van de gevangen vis tegen de 100% te liggen. Hengelproeven hebben aangetoond dat de vangbaarheid van de karper mede afhankelijk is van de conditie van de vis.
Karpers in een slechte conditie worden vaker
gevangen dan karpers in een goede conditie.
Ook blijkt dat eenmaal gevangen karpers zich
minder snel een volgende keer laten vangen.
Deze zogenaamde 'hengeldressuur' treedt
vooral op bij karpers die in een goede conditie
verkeren. Het is dan ook niet ongewoon dat op
vele wateren de karpervangsten in de loop van
de zomerperiode afnemen. De hengeldressuur
verdwijnt vanzelf weer als een water
gedurende een aantal maanden, bijvoorbeeld in
het winterseizoen, niet wordt bevist.
Karper vraagt actief beheer
Bij het uitzetten van karper zijn de wensen van
de leden leidend. Weinig karper betekent grote,
moeilijk vangbare exemplaren, met volop
mogelijkheden om op andere soorten te vissen.
Het uitzetten van veel karper leidt tot kleinere
karpers die gemakkelijker vangbaar zijn. In
zo'n water zijn de mogelijkheden om op andere
soorten te vissen meestal gering. Besluit je tot
het uitzetten van middelmatige hoeveelheden
karper, dan leidt dat tot een situatie die tussen
de twee genoemde uitersten in ligt.
Door middel van hengelvangstregistraties krijgt het bestuur inzicht in de vangbaarheid van het
karperbestand, de groei (en conditie) van de
karpers en de kwaliteit van de overige visstand. Aan de hand hiervan kunnen maatregelen - zoals het uitzetten of uitdunnen van karper - worden overwogen. Het uitdunnen van een karperstand, bijvoorbeeld door het
inschakelen van een beroepsvisser, kan
bijdragen aan een betere groei van de
overblijvende vissen.
Onderhoudsuitzettingen
Voor de meeste wateren is het met enige
regelmaat uitzetten van een kleine hoeveelheid
karper de beste manier om het karperbestand
voor sportvissers aantrekkelijk te houden. Je
spreekt in dit geval van onderhoudsuitzettingen’,
die de natuurlijke sterfte onder
het karperbestand compenseren en het
voortbestaan van de soort in het betreffende
water waarborgen. Door uit te gaan van een
gemiddelde sterfte van 5% van het
karperbestand per jaar, kan worden berekend
hoeveel kilo karper er om de twee, drie of vier
jaar kan worden uitgezet. Het beste is om
hierbij in aantallen vis en niet in kilogrammen
rekenen. Als de natuurlijke sterfte wordt
gecompenseerd door een gelijk aantal kilo’s
jonge vis, dan kan dit door de
gewichtstoename van deze vissen al snel
resulteren in een (onbedoelde) toename van de
karperbezetting op het water. Dit kan dan weer
resulteren in een verminderde conditie en groei
van het aanwezige visbestand.
Voor grote wateren en watersystemen waar het
karperbestand vooral uit schubkarpers bestaat,
kan worden overwogen om spiegelkarpers uit
te zetten. Dit type karper wordt door
karpervissers zeer gewaardeerd, omdat elke vis
een uniek schubbenpatroon heeft en voor variatie van de vangsten zorgt. Als de
spiegelkarpers voorafgaand aan de uitzetting
afzonderlijk worden gemeten, gewogen en
gefotografeerd, valt het onder de noemer
‘Spiegelkarperproject’. Door het terugmelden
van de vangsten (met foto’s, lengte en
vangstgewicht), krijgen visstandbeheerders,
waterbeheerders én karpervissers inzicht in de
migratie, groei en overleving van de uitgezette
vissen. Dit geeft nuttige informatie over het
aanbod van visvoedsel in het watersysteem en
de beschikbare voedselruimte voor de karper,
wat weer iets zegt over de kwaliteit van het
watermilieu. Aan de hand hiervan kan worden
bekeken of er ruimte is voor nieuwe
uitzettingen en kan een verantwoord
karperbeheer worden gevoerd.
Sterfte na uitzetting
Onder karpers kunnen zich ziekten voordoen,
waarbij sterfte optreedt onder een deel van het
bestand. Gevreesde ziekten zijn het Koi Herpes
Virus (KHV) en het Koi Sleepy Disease (KSD).
Ook treedt er wel eens sterfte onder een
karperbestand op waarbij de oorzaak niet kan
worden achterhaald, ondanks onderzoek aan
de zieke vissen. In de meeste gevallen lijkt er
een verband tussen het uitzetten van karper en
het optreden van een sterfte. Vooral in
afgesloten wateren met een langdurig
geïsoleerd visbestand lijken de karpers erg
gevoelig voor de invloed van geïntroduceerde
(kweek)vissen. Of bepaalde ziekten of
stressfactoren daarbij een doorslaggevende rol
spelen is niet duidelijk. In open watersystemen
en afgesloten wateren waar in het verleden
regelmatig visuitzettingen hebben
plaatsgevonden, zie je de minste problemen.
De karpers zijn daar gewend aan de introductie
van nieuwe vissen en daardoor minder
stressgevoelig en/of immuun tegen de meeste
ziekten.
In principe kan elke visuitzetting problemen in
een water veroorzaken. Het voorkomen van
deze problemen is erg lastig, maar een
vereniging kan wel de nodige voorzichtigheid in
acht nemen. Kweekkarpers kunnen bij een
betrouwbaar adres worden gekocht, waar
regelmatig op visziekten wordt getest. Dit geeft
geen volledige garantie dat er problemen
uitblijven, maar de aanwezigheid van bepaalde
ziekten is hiermee uitgesloten. Indien karper
wordt uitgezet in een water met een oud
bestand, kan beter jaarlijks een kleine
hoeveelheid (bijv. 5 stuks) dan in één keer een
grotere hoeveelheid worden uitgezet. Dit geeft
minder kans op stress onder het oude bestand.
Ook sportvissers kunnen een belangrijke
bijdrage leveren in het voorkomen van
karpersterfte. Zo is het belangrijk dat de
gevangen vissen na de vangst goed worden
behandeld en altijd worden teruggezet in het
water van herkomst.
Rapport ‘Karper in Nederland’
Sportvisserij Nederland heeft zoveel mogelijk
van de aanwezige wetenschappelijke kennis
over karper verzameld en het rapport ‘Karper
in Nederland’ opgesteld. Dit rapport is in delen
te downloaden op de website van
Sportvisserij Nederland Vis en Water
Visstand en visserij Karperbeleid. In het
rapport wordt ingegaan op de historie en
verspreiding van karper, kweek en uitzettingen
in Nederland, de invloed van karper op de
waterkwaliteit, het ecosysteem en de
Kaderrichtlijn Water (KRW), sportvisserij en
karper en het beheer van karper.